Archief Gooi en Vechtstreek

Detail Archief

Detail Archief

BestandsnummerSAGV099.1
Archiefcategorie1.1 algemeen plaatselijk bestuur
ArchieftitelArchief gemeentebestuur Blaricum
PlaatsBlaricum
Datering1927-1979
Omvang61 m
Overige opmerkingenHet archief bevat oudere en jongere documenten (1898) 1927-1979 (2004)
ArchiefdienstStreekarchief Gooi en Vechtstreek te Hilversum
InventarisInventaris van het archief van het gemeentebestuur Blaricum, 1927-1979.

  •  Toelichting op de inventaris
    • Verantwoording 
       
       In 1996 besloot de gemeente Blaricum in verband met de gewijzigde overbrengingstermijn in de Archiefwet 1995 over te gaan tot bewerking van het semi-statisch archief teneinde het te bewaren gedeelte over te kunnen dragen aan het Streekarchief Gooi en Vechtstreek, waarbij de gemeente is aangesloten. Voor het uitvoeren van de bewerking in eigen beheer was niet voldoende capaciteit aanwezig zodat hiervoor een extern bureau werd aangezocht. In 1997 werd de opdracht verleend aan ODRP facilitair bv, welk bedrijf na een fusie met ingang van 1998 als DOXiS is verder gegaan.
       Door verschillende medewerkers van DOXiS is in de periode februari 1998-februari 1999 gewerkt aan de bewerking en inventarisatie, hierbij indien nodig ondersteund door medewerkers van de afdeling Bestuursondersteuning van de gemeente Blaricum. Het project werd begeleid door medewerkers van het Streekarchief.
       
       In verband met de overbrengingstermijn van 20 jaar zijn de te bewaren archiefbescheiden in twee periodeblokken gesplitst, te weten de periode1927-1979 en de periode 1980-1989. De bewerking van de twee blokken heeft echter tegelijk plaats gevonden, hetgeen reden was om voor de beide inventarissen één inleiding te schrijven. Bij de bewerking zijn archiefbescheiden aangetroffen van enkele gemeentelijke instellingen, zoals het Grondbedrijf, van instellingen waaraan de gemeente deelgenomen heeft, zoals de gemeenschappelijke regeling met Laren voor de Rioolwaterzuiveringsinrichting 'Gooiergracht' en van instellingen waarvan de gemeente taakopvolger was, zoals het Burgerlijk Armbestuur en de Stichting Kleuterschool Blaricum. Deze archieven zijn na de inventaris van het archief van de secretarie opgenomen.

      De aanvullingen van dit archief zijn in het najaar van 2022 door het archiefbewerkingsbedrijf Docfactory beschreven en omvatten de inventarisnummers 2239-2297.
       
       Beschrijving gemeente en organisatie in de periode 1927-1989
       
       Vanouds was Blaricum een agrarisch dorp, waarvan een groot deel van de boerenbevolking behoorde tot de Erfgooiers, de leden van de Vereniging Stad en Lande van Gooiland. Na 1875 begon de 'ontdekking' van het Gooi en met name van Blaricum, waardoor de samenlevingsopbouw (denk aan forensen) totaal veranderde. Het landschap van heide en engen rond de oude dorpskern werd ingrijpend gewijzigd door de riante villabebouwing. Na 1900 kwam de ontsluiting van het dorp op gang door de aanleg van de (verharde) Torenlaan in 1905 en de Boissevainweg, een weg tussen de villawijk Crailo en het dorp, in 1915. Deze weg werd echter pas in 1923 openbaar en vormde een rechtstreekse verbinding van het dorp met de Rijksweg richting Amsterdam. In 1931 werd de zogenaamde commissieweg, de weg Naarden-Huizen-Blaricum-Laren, overgedragen aan de gemeente, waarbij de twee tollen die zich binnen de gemeentegrenzen bevonden werden opgeheven.
       
       In 1921/1922 werd door Gedeputeerde Staten het voorstel gedaan om de gemeente Blaricum samen te voegen met de gemeente Laren. Van de kant van, zowel het bestuur als de bevolking van Blaricum werd krachtig tegen het voorstel geprotesteerd en het voorstel ging uiteindelijk niet door. Dat het plan tot samenvoeging daarmee niet geheel van de baan was moge blijken uit de nieuwe voorstellen tot samenvoeging in 1940/1941, 1946 en 1951/1953. Ook op deze plannen werd vanuit Blaricum afwijzend gereageerd. En ook deze plannen hebben uiteindelijk geen doorgang gevonden.
       
       Had Blaricum in 1900 nog 885 inwoners, in 1920 was dit meer dan verdubbeld tot 1967 en in 1950 was het inwoneraantal gestegen tot 5078. De groei van de bevolking was in de periode daarna minder sterk tot de ontwikkeling van de Oostermeent in de jaren '70 toen het aantal inwoners enorm toenam; in 1972 kende Blaricum 6366 inwoners, in 1980 waren het er 11 192.
       
       Beschermd dorpsgezicht
       
       Na de inwerkingtreding van de Monumentenwet in 1961 werd in 1963 door de gemeente een gemeentelijke monumentenverordening vastgesteld. Eén van de onderwerpen van de verordening was de instelling van een Monumentencommissie. Door de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen werd in 1965 een lijst met rijksmonumenten, voornamelijk boerderijen, in de gemeente Blaricum vastgesteld en nog datzelfde jaar werd een procedure in gang gezet om een deel van de oude dorpskern aan te wijzen als beschermd dorpsgezicht. Op 15 maart 1967 was de aanwijzing door de minister van CRM, mevrouw Klompé een feit. Als gevolg van de deze aanwijzing diende door de gemeente een nieuw bestemmingsplan voor dat gedeelte van het dorp gemaakt te worden, het bestemmingsplan Kom dat in 1972 tot stand kwam.
       
       Oostermeent
       
       Nog tot in de zeventiger jaren schaarde het merendeel van de Blaricummer boeren op de Oostermeent. Deze meent was het gemeenschappelijk bezit van degenen die als lid stonden ingeschreven bij de Vereniging van Stad en Lande van Gooiland, de zogeheten Erfgooiers. De Oostermeent is gelegen op het grondgebied van de gemeenten Blaricum en Huizen. Globaal genomen ligt 1/3 gedeelte op Blaricums grondgebied en 2/3 gedeelte op Huizer gebied.
       In 1968 werd door het Gewest Gooiland (nu Gewest Gooi en Vechtstreek) de opdracht verstrekt voor het opstellen van een bestemmingsplan voor de Oostermeent. Doel van het plan was door de bouw van woningen in dit gebied een bijdrage te leveren aan voorziening in de Gooise woningbehoefte. Na de vaststelling van het bestemmingsplan door de beide gemeentebesturen werd dit plan nader uitgewerkt voor deelgebieden in de zogenoemde uitwerkingsplannen. Omdat het plan het grondgebied omvat van beide gemeenten was intensief overleg tussen beide besturen onderling en samen met het gewest van het grootste belang. Op het hoogste niveau functioneerde het (bestuurlijk) Topteam, bestaande uit twee leden van B&W van beide gemeenten en twee leden van het gewestelijk bestuur. Voor de ondersteuning en uitvoering werden diverse commissies ingesteld en werd een projectbureau ingericht, dat inhuisde bij de gemeente Huizen.
       Bij de uitwerking van de plannen werden door de gemeenten belanghebbenden betrokken, eerst in een uitgebreide inspraakprocedure, georganiseerd door de Landbouwhogeschool Wageningen, later in een georganiseerde overleggroep, de Begeleidings Commissie Oostermeent (B.C.O.).
       De wijk Bijvanck ligt voor het grootste deel op Blaricums grondgebied, maar ligt qua afstand dichter bij de gemeente Huizen. In 1972 heeft de gemeente Huizen bij de minister van Binnenlandse Zaken het verzoek ingediend om de grens tussen de gemeenten zodanig te wijzigen dat de gehele wijk tot de gemeente Huizen zou gaan behoren. Mede door fel protest van de kant van het Blaricumse gemeentebestuur - het toegenomen bevolkingsaantal was een garantie voor het voortbestaan van de zelfstandigheid van de gemeente - is de grenswijziging niet doorgegaan.
        
       Het bestuur van de gemeente
       
       De gemeenteraad van Blaricum bestond in de periode 1927-1941 uit zeven raadsleden, het college van B&W uit de burgemeester en twee wethouders. Met ingang van 1 september 1941 functioneerden de gemeenteraad en het college niet meer, maar werden hun taken op grond van Verordening nr. 152 van de Rijskcommissaris voor het bezette Nederlandse gebied vervuld door de burgemeester. De wethouders bleven wel in functie maar het karakter van hun ambt werd gewijzigd van een bestuurlijke in een ambtelijke. Na de beëindiging van de bezetting werd een tijdelijke gemeenteraad ingesteld die opnieuw 7 leden telde; het college van B&W telde opnieuw drie leden. Bij de gemeenteraadsverkiezingen in 1946 werd het aantal leden van de raad uitgebreid tot elf, in 1958 tot dertien en in 1978 tot vijftien.
       Vanaf 1938 werden een drietal vaste raadscommissies van bijstand ingesteld, de Commissie voor Openbare Werken, de Commissie voor Financiën en de Commissie voor Maatschappelijke aangelegenheden en Arbeidszaken. In 1971 werd de Commissie voor Ruimtelijke Ordening ingesteld. Aan het einde van de zeventiger jaren en in de tachtiger jaren werd het aantal en de takenpakketten van de raadscommissies enkele keren gewijzigd. Eind jaren '80 waren er vier commissies te weten de Commissie Algemene Bestuurszaken, de Commissie Financiën, de Commissie Ruimtelijke Ordening en de Commissie Welzijn.
       
       Burgemeesters in de periode 1927-1989 waren:
       J.J. Klaarenbeek (1922-1946)
       S.M. Middelhoff (1946-1948)
       mr P.A.L. van Ogtrop (1948-1958)
       mr M. Tydeman (1958-1973)
       mevr. A.J. le Coultre-Foest (1973-1992)
       
       Gewest Gooiland/ Gewest Gooi en Vechtstreek
       
       Reeds lang bestonden er samenwerkingsverbanden tussen de zes Gooise gemeenten. Met name op het gebied van ruimtelijke ordening rees in de zestiger jaren de behoefte om te komen tot verdere samenwerking. Dit leidde tot de totstandkoming van een gemeenschappelijke regeling waarin 'Het Gewest Gooiland' ingesteld werd, waarvan de naam later gewijzigd is in 'Gewest Gooi en Vechtstreek'. Doel van de regeling is het "behartigen van de coördinatie van het beleid van de gemeentebesturen in het Gooi, ter wille van een harmonische bestuurlijke en ruimtelijke ontwikkeling van dit gebied, met inachtneming van zijn huidige karakter en van zijn relaties tot de omliggende gebieden". Aan de gewestraad, het hoogste orgaan van het gewest, werd geen verordenende bevoegdheid overgedragen, maar de bevoegdheid tot het vaststellen richtlijnen op het gebied van:
       - ruimtelijke ordening (bestemming en bebouwing van gronden, land- en waterwegen, verkeer en vervoer),
       - het gebruik van onroerende goederen (toepassing van de Woonruimtewet, de reglementering van de vestiging en uitbreiding van industrie, dienstverlenende bedrijven, instellingen en kantoren),
       - de bescherming van het natuurschoon en de verzorging van de openluchtrecreatie en
       - de bestrijding van verontreiniging van bodem lucht en water.
       Voor Blaricum is onder andere bij de ontwikkeling van de Oostermeent de invloed van het gewest van groot belang geweest.
       
       Gemeentelijke diensten: het Grondbedrijf en de Gemeentelijke Sociale Dienst
       
       Vanwege de complexiteit van bepaalde gemeentelijke administraties bestond en bestaat er voor gemeentebesturen de mogelijkheid om deze afdelingen aan te wijzen als tak van dienst. In Blaricum is dit met ingang van 1963 gebeurd voor het Gemeentelijk Grondbedrijf. In 1970 werd het besluit genomen om met ingang van 1971 de gemeentelijke sociale dienst als tak van dienst aan te wijzen voor de uitvoering van de Algemene Bijstandswet en daarop gebaseerde rijksgroepsregelingen. Vanwege diverse ontwikkelingen in de tachtiger jaren, zoals gewijzigde comptabiliteitsvoorschriften, automatisering, en een veranderde visie op de organisatie werd de aanwijzing van de GSD als tak van dienst met ingang van 1990 ingetrokken.
       
       Huisvesting van het gemeentebestuur
       
       In 1917 werd het voormalige hotel Verver aan de Torenlaan nr. 1 aangekocht en ingericht tot gemeentehuis. Deze aankoop was bedoeld als tijdelijke oplossing voor het huisvestingsprobleem; de bouw van een nieuw gemeentehuis zou op termijn de definitieve oplossing moeten worden. In de dertiger jaren werd gezocht naar een geschikte plaats voor het nieuw te bouwen gemeentehuis. Wegens ruimteproblemen - de disitributiedienst Laren-Blaricum werd in het pand gevestigd - huurde de gemeente in 1941 het pand aan de Torenlaan 25a van de heer H.J.F. Mirandolle. Het gemeentebestuur en het grootste deel van de administratie verhuisde naar dit pand dat het hulp-gemeentehuis genoemd werd. In de Torenlaan 1 bleven de bevolkingsboekhouding en Winterhulpwerk. In 1946 werd de gemeentelijke diensten weer bijeen gebracht bij de verhuizing naar de Torenlaan 20. Het gebouw werd in eerste instantie gehuurd en in 1950 aangekocht. Wegens uitbreiding van het gemeentelijke personeel ontstonden er opnieuw ruimteproblemen en werd er in de jaren '50 en '60 verbouwd en uitgebreid. Het gebouw bleef echter te klein om alle diensten te huisvesten. In 1955 werd aan de Middenweg de gemeentewerf gebouwd. In 1968 werd het pand Dorpsstraat 8 in gebruik genomen, waar de Sociale Dienst werd gehuisvest en in 1972 werd het pand Noolseweg 1 aangekocht waar de afdeling bevolking en burgerlijke stand samen met de gemeenteontvanger naar toe verhuisden.
       Uiteindelijk werd in 1973 het pand 'Nederheem' aan de Torenlaan 50, het voormalige woonhuis en atelier van de schilder William Singer, aangekocht van IBM, ingericht als gemeentehuis en in oktober 1974 feestelijk in gebruik genomen.
       
       Geschiedenis van het archief
       
       In 1927 werd bij de secretarie van de gemeente Blaricum het registratuurstelsel geïntroduceerd.
       Het oude correspondentiestelsel werd afgesloten en het dossierstelsel werd gestart waarbij de gevormde dossiers op code werden geplaatst. Slechts voor enkele zaken werden oude stukken in het dossierstelsel opgenomen.
       
       Het gemeentelijk apparaat was vanaf de zestiger jaren in verschillende panden gehuisvest, waardoor ook op verschillende plaatsen zich archieven bevonden. De archieven van de afdelingen Burgerzaken en Gemeentewerken en de ontvanger waren hierdoor gescheiden van het secretariearchief. In het gemeentehuis aan de Torenlaan 20 bevonden de archieven zich in ladekasten op de afdeling Interne Zaken. De door de gemeenteraad aangewezen archiefbewaarplaats voldeed volgens de provinciale archiefinspecteur niet aan de gestelde eisen en was hij te klein en lag er "bovendien een ca. 50 strekkende meter in grote chaos dooreen op de zolder, die moeilijk bereikbaar is".
       In 1974 werd 'Nederheem' aan de Torenlaan als gemeentehuis in gebruik genomen. De archieven van de verschillende afdelingen en diensten werden bijeengebracht en centraal beheerd. Ook de archieven van de Gemeentelijke Woningstichting, de RWZI e.a. werden centraal beheerd. Gemeentewerken bleef apart gevestigd en hield een eigen archief bij. Dit archief bestaat voornamelijk uit kopieën van de stukken uit het centrale archief. Ook de Gemeentelijke Sociale Dienst hield zelf zijn archief bij.
       In het 'nieuwe' gemeentehuis werd in de kelder een ruimte ingericht en aangewezen als archiefbewaarplaats geheel volgens de door de Archiefwet gestelde eisen. Ook andere ruimtes in de kelder zijn gebruikt voor de opslag van semi-statische archieven. In 1985 heeft de gemeente zich aangesloten bij het op dat moment opgerichte Streekarchief Gooi en Vechtstreek en is de archiefbewaarplaats in Hilversum aangewezen als archiefbewaarplaats van de gemeente Blaricum.
       
       Verantwoording van de inventarisatie
       
       Bij de aanvang van het project was de omvang van de te bewerken archiefbestanden 117 strekkende meter. Tijdens de bewerking werden op verschillende plaatsen aanvullingen op deze bestanden gevonden met een omvang van ca. 2 strekkende meter. De bestanden stonden verspreid over verschillende ruimten in het gemeentehuis, zowel in de kelderruimte, waar ook de archiefbewaarplaats is al op de zolder.
       Het betrof niet alleen archiefbescheiden van de secretarie, maar ook van gemeentelijke diensten en van andere archiefvormers. Het Streekarchief heeft naar aanleiding van een inspectiebezoek in 1995 een inventarisatie gemaakt van de aanwezige bestanden, hun verblijfplaats, omvang, materiële staat en toegankelijkheid en van de verrichten werkzaamheden. In totaal werden ca. 26 verschillende bestanden onderscheiden, variërend van het correspondentiearchief van het gemeentebestuur, raadsnotulen, de financiële administratie, personeelsdossiers, stukken van eigendomstransacties tot hinderwetvergunningen, stukken met betrekking tot de ontwikkeling van de Oostermeent, het Burgerlijk Armbestuur, de Rioolwaterzuiveringsinrichting ‘Gooiergracht’ (een gemeenschappelijke regeling met de gemeente Laren) en de Stichting Kleuterschool Blaricum. Het correspondentiearchief van het gemeentebestuur was toegankelijk via een losbladige dossierinventaris volgens de code VNG. Verder waren een enkele series (eigendomstransacties, rioolaansluiting enz.) toegankelijk via een alfabetische klapper of vanwege de logische (alfabetische) ordening.
       
       In verband met de overbrengingstermijn van 20 jaar is er voor gekozen de bescheiden in te delen in twee blokken, te weten een blok 1927-1979 en een blok 1980-1989. Uitgangspunt voor de plaatsing was het eindjaar van het dossier of de stukken. Een uitzondering is gemaakt voor de serie dossiers betreffende eigendomstransacties en de serie dossiers betreffende aanlegvergunningen voor aansluitingen op het riool. Deze langlopende series zijn in hun geheel in het eerste en grootste blok geplaatst.
       
       Bij de bewerking zijn de archiefbescheiden afkomstig van de gemeentelijke organen gerelateerd aan de code VNG en indien van toepassing op grond van de 'Lijst van voor vernietiging in aanmerking komende bescheiden uit de archieven van gemeentelijke en intergemeentelijke organen, dagtekenende van na 1850' geselecteerd voor vernietiging. Na de bewerking bedraagt de omvang van het eerste blok (1927-1979) 48 ½ m1 en van het tweede blok 14 ½ m1. Bij de bewerking zijn de te bewaren archiefbescheiden ontdaan van plastic en ijzerwerk en verpakt in zuurvrij materiaal.
       
       Bij de indeling van de inventarissen is gekozen voor een eerste tweedeling in Stukken van algemene aard en Stukken betreffende bijzondere onderwerpen, waarna het tweede deel is onderverdeeld in Organisatie en Taak. Voor de indeling in rubrieken van met name het taak-gedeelte is de indeling van de code VNG als leidraad gehanteerd. Binnen de rubrieken zijn de stukken chronologisch geplaatst.
       De dossiers die betrekking hebben op de ontwikkeling van de Oostermeent waren in de dynamische en semi-statische fase alle bij elkaar geplaatst (met een verzamelcode voor samenwerkingsverbanden), terwijl ze vervolgens op taakcode waren ingedeeld. Deze serie dossiers is volgens het structuurbeginsel bijeengehouden en als aparte rubriek in de inventaris geplaatst. In de onderverdeling van deze rubriek zijn de diverse taken van de gemeente met betrekking tot de ontwikkeling van de Oostermeent te herkennen.
       
       De archiefbescheiden afkomstig van andere archiefvormers zijn apart geselecteerd en beschreven en onder de titel ‘gedeponeerde archieven’ na de inventaris van het secretariearchief geplaatst. Op de archiefbescheiden van de intergemeentelijke RWZI is de eerder genoemde vernietigingslijst toegepast.
       
       Aanwijzingen voor de gebruiker
       
       De besluitvorming van de voornaamste gemeentelijke organen, de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders, is te vinden in de series notulen van de vergaderingen van deze organen. Op deze stukken zijn geen nadere toegangen gemaakt, hetgeen het zoeken lastig maakt. De notulen van de vergaderingen van het college van B&W bestaan 1939 slechts uit besluitenlijsten, agenda-notulen genoemd, waarin dus geen verslag van de bespreking is opgenomen. De onderliggende stukken zijn, voor zover bewaard, terug te vinden in de onderwerpsdossiers.
       In de periode 1941-1945 functioneerde de gemeenteraad niet. Zijn taken werden uitgevoerd door de burgemeester, die hierover een serie nota's heeft opgesteld (inv.nr. 1717). Van de besluitenlijsten van het college van B&W ontbreken de jaren 1949-1964.
       
       Het grootste deel van het archief bestaat uit dossiers die op rubrieksgewijs bijeengebracht zijn. Binnen een rubriek zijn de dossiers meestal chronologisch geordend. De dossiers betreffende verkrijging en verlies van eigendommen en betreffende werkzaamheden aan de infrastructuur (aanleg en onderhoud van wegen en riolering) zijn geordend op straatnaam. Bij vermelding van meer dan één straatnaam in de dossiertitel is geordend op de eerste. Dossiers betreffende de ontwikkeling van de Oostermeent zijn bijeengehouden en in een aparte rubriek geplaatst (1.2.2.8). Dit is overeenkomstig de ordening zoals die bij de secretarie werd aangehouden.
       
       Aan elke aan- of verkooptransactie van onroerend goed werd een transactienummer toegekend. Ook de bijbehorende aktes van overdracht of levering kregen een eigen (uniek) nummer. De stukken werden vervolgens op nummer opgeborgen (de aktes dus los van het transactiedossier). Op deze dossiers en aktes zijn twee indices gemaakt, één op naam van de wederpartij en één op de straatnaam waar het goed gelegen is.
       Ook de vergunningen voor aansluiting op de gemeentelijke riolering werden op nummer opgeborgen. Een index op straatnaam met verwijzing naar het nummer is in het archief aanwezig.
       
       Inventarisnummers die met een * gemerkt zijn, zijn niet openbaar gedurende 100 jaar na de geboortedatum van betrokken personen om reden van bescherming van hun persoonlijke levenssfeer. Inzage alleen mogelijk na schriftelijke toestemming van eigenaar.

  •  Hele toegang